Vakantie op de Utrechtse Heuvelrug
Tot 1900 vierden voornamelijk rijke burgers en adel vakantie. Boeren, fabrieksarbeiders, vissers en handwerkslieden werkten zes tot zeven lange dagen per week. Ze hadden hooguit een paar dagen per jaar vrij en geen geld voor een uitje. Eigenlijk werd pas na 1920 vrije tijd voor steeds meer mensen een realiteit. De bosrijke omgeving van de Utrechtse Heuvelrug werd al snel populair om een vrije dag te besteden.
Reizigers waren tot diep in de 17de eeuw alleen kooplieden, studenten, militairen, zwervers en ambachtslieden op zoek naar werk. Daarnaast trokken in deze eeuw de eerste rijke Amsterdammers naar de Vechtstreek. Hier woonden zij aanvankelijk in luxe verbouwde herenkamers in boerderijen maar niet veel later bouwden zij de beroemde Vechtse buitenplaatsen. Het gezin verbleef hier vaak van mei tot en met september om van de natuur, rust en ruimte te genieten. Dit soort vakantie was slechts voor weinigen weggelegd. Na 1800 ontdekte de elite de Utrechtse Heuvelrug. Ook hier verrezen vanaf toen prachtige huizen met riante landschapstuinen.