Maritiem erfgoed in de provincie Utrecht

Veranderende waterlopen van de provincie Utrecht

4min

Waterlopen liggen over het algemeen niet vast. In vroegere tijden konden rivieren flink meanderen en zo steeds een nieuwe weg banen door het landschap. Hoe ga je daar mee om? Onze voorouders hebben zich natuurlijk aangepast aan de risico’s van het landschap. Ze accepteerden overstromingen, maar namen ook de nodige besluiten om het water in hun greep te krijgen en voor hen te laten werken.

De Utrechtse geschiedenis wordt gekenmerkt door een aantal belangrijke rivieren: de Lek, de Kromme Rijn, de Oude Rijn, de Hollandse IJssel, de Eem en de Vecht. Deze rivieren zijn al eeuwenlang in gebruik als belangrijke transportwegen voor voedsel en bouwmaterialen, als waterleverancier voor drinkwater en irrigatie, en als afvoerwegen voor overtollig water en afval. Al deze rivieren hadden nogal eens veranderende waterlopen. Zo begon de Oude Rijn vanaf de negende eeuw sterk te verzanden, wat vrachtvervoer vermoeilijkte. Andere traden sterk uit hun oevers, zoals bijvoorbeeld De Eem deed. Daar ging de mens iets aan doen.

Afdamming

De hoofdloop van de Rijn liep vanaf het begin van onze jaartelling bij Dorestad via de Kromme Rijn naar het noorden en dan bij Harmelen via de Oude Rijn westwaarts naar Leiden, om bij Katwijk uit te monden in de Noordzee. Deze loop van de Rijn vormde tevens de noordgrens van het Romeinse Rijk. In 1122 werd de verbinding van de Rijn met de Kromme Rijn afgedamd, waarna het Rijnwater via de Lek naar zee stroomde. Na de afdamming van de Kromme Rijn werd de vrachtvaart naar Utrecht verlegd naar de Vaartse Rijn (ook wel Rechte Rijn genoemd), één van de oudste kanalen van Nederland, die in 1127 gegraven is.

Kanalisering

Nederland is een kanalenland bij uitstek. Er zijn wel duizenden kanalen gegraven. Doorgaans fungeren die als vaarweg, als alternatieve route voor een ondiepe, verzandde of een erg meanderende rivier. Veel kanalen gebruiken we nog dagelijks, ook in de provincie Utrecht. De Vaartse Rijn is al genoemd als primeur, in 1127, maar er werd nog meer gegraven. De Keulse Vaart, bijvoorbeeld, die in 1825 als kanaal werd aangelegd en was bedoeld als snellere verbinding tussen Utrecht en Amsterdam. De Vecht, waarover het verkeer tussen deze steden liep, was veel te bochtig en had veel bruggen en sluizen.

Eind negentiende eeuw werd besloten het Merwedekanaal te graven, om de Keulse Vaart te ondersteunen. In 1892 was het af, maar begin twintigste eeuw bleek dat dit kanaal nog breder en nog dieper moest worden om de nieuwste schepen ruimte te geven. Dit werd in 1931 het Amsterdam-Rijnkanaal, ontworpen door de latere NSB-leider Anton Mussert. Hij was destijds hoofdingenieur van de Utrechtse waterstaat.

Recreatie

Grote delen van de provincie bestonden in de Middeleeuwen uit laagveengebieden en stond constant onder water. Door deze gebieden te ontginnen zetten mensen het gebied naar eigen hand. Er kon bijvoorbeeld veen worden gewonnen (gebaggerd), waarna het als brandstof kon worden gebruikt. Maar wat doe je met al die plaatsen waar het veen is weggebaggerd? Daar ontstond open water en dus, in recenter tijden, ruimte voor recreatie. Denk aan de Loosdrechtse en Vinkeveense Plassen. En de Maarsseveense Plassen ontstonden dankzij zandwinning voor de bouw van de Utrechtse wijk Overvecht. Wanneer je daar een duik neemt, sta je dus eigenlijk tot je middel in de geschiedenis!

Dit verhaal verscheen eerder als onderdeel van het boek Voor de Boeg.

Geschreven door Martine van Lier Martine is erfgoedconsulent en schrijfster van het boek Voor de Boeg. Ontdek alle verhalen van deze schrijver

Extra info