Water op de wal van Spakenburg
In het Eemland van voor de afsluiting van de Zuiderzee in 1932 waren overstromingen geen onbekend fenomeen. De Zuiderzee kon woest en onstuimig zijn. Daardoor stonden delen van de polder in de winter vaak onder water.
Het gebeurde regelmatig dat het water zo hoog stond, dat de haven van Spakenburg overstroomde. Om te voorkomen dat het hele dorp blank kwam te staan, werden stegen afgesloten met zogenaamde schotbalken. De bevolking was bekend met deze vorm van wateroverlast en had ermee leren leven. Heel anders werd het als eens in de zoveel tijd wind en water samenspanden...
De watersnoodramp van 1916
Als de golven tegen de dijken beukten en exact de zwakke plekken wisten te vinden, kon zomaar het hele gebied overstromen en flinke schade ontstaan. Het laatst gebeurde dat in januari 1916. Het was erg stormachtig, waardoor veel water uit de Noordzee richting de Wadden werd gestuwd. Vervolgens stroomde het met het draaien van de wind zo de Zuiderzee in. Deze ongunstige wind stuwde het nog verder omhoog, waardoor in de nacht van 13 op 14 januari op veel plaatsen de dijken overstroomden en op vele plaatsen doorbraken. Niet alleen vielen er gaten in de dijken, op sommige plaatsen stroomde het water er gewoon over heen. Botters in de haven van Spakenburg raakten los van de wal en dreven door het hoge water de havens uit. Niet gehinderd door enige tegenstand ramden ze in op enkele huizen en veroorzaakten zo een enorme schade. Eemnes, Baarn, Hoogland en ook Amersfoort kwamen voor een deel onder water te staan. Het grondgebied van Bunschoten was in zijn geheel overstroomd. In het woeste water kwam veel vee om en de aangerichte schade was enorm. Tachtig mensen raakten dakloos.