Niet geschikt voor onderdanigheid

Ytje Ban: vroedvrouw van Utrecht

Vroedvrouw is eigenlijk een eretitel want ‘vroed’ betekent ‘wijs’. Toch was het lange tijd geen beroep dat bij de heren bestuurders veel ontzag afdwong. De meeste vroedvrouwen zijn onbekend gebleven. Dat geldt niet voor vroedvrouw Ytje Ban uit Utrecht. Zij liet van zich horen en liet ook vastleggen dat zij haar werk uitstekend deed!

Ytje trouwde in 1666 in Alkmaar met Peter Hendriksz van Woudenbergh uit Utrecht. Haar man was varkenskoopman en ze woonden aan de Varkenmarkt in Utrecht. Ze waren niet bijzonder rijk of deftig. Dat is ook goed te merken aan de doopinschrijvingen van haar kinderen. Elke keer wordt haar voornaam anders gespeld: Ychje, Yda, Jefken. Haar achternaam wordt ook op verschillende manieren gespeld: Ban, Bant of Bandt. Peter en Ytje kregen zeven kinderen.

Ytje wordt vroedvrouw

In maart 1691 diende Ytje bij het stadsbestuur een verzoek in om als vroedvrouw te mogen optreden. Als assistente van een oudere vroedvrouw had ze het vak al in de praktijk geleerd, maar om officieel stadsvroedvrouw te zijn, moest ze een examen afleggen, in dit geval bij vroedvrouw Elisabeth van IJsendoorn onder toezicht van het college van artsen van Utrecht. Het lukte. Ytje’s verzoek is het enige verzoek van een vroedvrouw dat in het archief van de stad Utrecht bewaard is gebleven uit de periode voor 1800.

De taken van een vroedvrouw

Een vroedvrouw assisteerde bij bevallingen. Ze leerde het vak in de praktijk, zoals Ytje. In de zeventiende eeuw verschenen enkele handboeken voor vroedvrouwen, maar een echte opleiding bestond niet. Een vroedvrouw mocht overigens geen instrumenten gebruiken, dat was voorbehouden aan een chirurgijn. Een stadsvroedvrouw was verplicht om na te gaan wie de vader van het kind was. Ze mocht een ongetrouwde vrouw niet helpen voordat die in het bijzijn van getuigen had bekend wie haar zwanger had gemaakt. De vader was immers verplicht om te zorgen voor het onderhoud van het kind.

Een vroedvrouw mocht een ongetrouwde vrouw niet helpen voordat die in het bijzijn van getuigen had bekend wie haar zwanger had gemaakt.

Was het een leuke bijverdienste voor Ytje? Nou nee. Het inkomen van een vroedvrouw was niet bepaald hoog en Ytje had nog twee kinderen thuis, van tien en vier jaar oud. Toen haar man Peter in oktober 1691 overleed, werd hij begraven op kosten van de diaconie. Het was hard werken om het hoofd boven water te houden.

Na het overlijden van haar man verhuisde Ytje naar de Lauwerecht, net buiten de stad. In 1716 vroeg Ytje aan verschillende vrouwen om voor de notaris een verklaring af te leggen over haar kwaliteiten als vroedvrouw. Vijf vrouwen van buiten de Catharijnepoort, negen vrouwen van buiten de Tolsteegpoort en acht vrouwen van buiten de Weerdpoort verklaarden dat zij allemaal bij hun bevalling waren geholpen door Ytje en dat zij daar zeer tevreden over waren. Ze waren ‘in alle leden en delen van haer lighaem fris en gesont’ gebleven. Ytje was op dat moment al zeker 70 jaar oud maar ze was nog niet van plan om te stoppen. Waren er misschien twijfels of ze op haar leeftijd nog wel capabel was? Die had ze dan hiermee de mond gesnoerd.

Toch met pensioen?

In 1719 kreeg Ytje een legaat 100 gulden van Grietje Bant uit Enkhuizen. Een familierelatie wordt niet genoemd, maar mogelijk was Grietje een zus. Ze machtigde haar zoon Pieter om het legaat te gaan innen. In 1728 bleek dat haar zoon Pieter zelf was overleden. Hij liet haar 1500 gulden na. Vanaf die tijd hoefde Ytje niet meer te werken. Ze overleed in mei 1730, ongeveer 85 jaar oud.

Geschreven door Nettie Stoppelenburg Vakspecialist, historica en schrijver. Ontdek alle verhalen van deze schrijver