De Kei van Amersfoort: een uit de hand gelopen grap
Een actie die eerst schaamte veroorzaakte, zorgde later voor een mooie bijnaam, een volksverhaal én een -feest dat zelfs buiten de stadsgrens bekendheid vergaarde. Dit verhaal gaat over de Kei van Amersfoort.
Het verhaal van de kei is eigenlijk een uit de hand gelopen grap. Jonkheer en dichter Everard Meyster is in 1661 met een paar vrienden een kroegweddenschap aangegaan: hij wil Amersfoorters zo ver krijgen om een reusachtige steen de stad in te slepen. Vermoed wordt dat die steen - opgestuwd door schuivend ijs uit de laatste IJstijd - bij Soesterberg lag, ongeveer zes kilometer van het centrum van Amersfoort. Hij weegt ruim zevenduizend kilo, is twee meter hoog en vijf meter in omtrek.
Keien trekken
In ruil voor veel bier en krakelingen weet Meyster zijn stadgenoten ervan te overtuigen de kei op een slee naar de Varkensmarkt te slepen. Dat gebeurt op 7 juni 1661 in een optocht, al zingend, maar helemaal zonder gevaar verliep het niet. Zo gaat het verhaal dat een man twee benen verliest als hij onder de kei belandt. Maar als de steen dan eenmaal op zijn plek is aanbeland, viert men feest. Vanaf dat moment kennen we Amersfoorters ook als keientrekkers.